ZAAIEN

Ideaal bij een parenwedstrijd is dat ieder paar alle overige paren als tegenstander ontmoet, en dat het schema ook verder in balans is. We doen hier nu wat water bij de wijn: het is niet per se nodig dat iedereen precies dezelfde tegenstanders ontmoet, maar het is voldoende als iedereen tegenstand van gelijke sterkte ontmoet. Het indelen van de deelnemers op zo'n manier dat hier bij benadering aan voldaan wordt noemen we zaaien. Het doel van zaaien is niet dat sterke spelers sterkere tegenstand ondervinden dan zwakke spelers. Het is ook niet een manier om de uitslag te manipuleren zo dat sterkere paren in het voordeel zijn. Het doel is juist dat iedereen zo veel mogelijk gelijke tegenstand ondervindt, zo dat het best spelende paar ook de beste kansen heeft.

Het is duidelijk dat zich hier een probleem voordoet: hoe bepaal je vooraf de sterkte van een paar? In het volgende doen we maar alsof dit een oplosbaar probleem is, en dat aan ieder paar een sterkte kan worden toegekend, uitgedrukt in een getal 1, 2, 3, ... waarbij 1 sterker is dan 2, enzovoorts. We beperken ons verder tot topintegraal wedstrijden, die zo zijn opgezet dat het veld verdeeld is in een aantal lijnen. Een eerste vereiste is dan dat in iedere lijn de paren gemiddeld dezelfde sterkte hebben. Verder is het van belang dat u niet in alle lijnen dezelfde sterkteverdeling hanteert, dus bijvoorbeeld niet in alle gelijksoortige lijnen paar 1, 2, 3 in volgorde van sterkte. Dan krijgt u een ongewenste correlatie, namelijk op ieder spel worden alle sterkste paren met elkaar op dezelfde manier vergeleken, en idem voor de de minder sterke paren.

Hoe moet het dan wel? Joop van Wijk heeft een methode bedacht om de kwaliteit van een zaaischema te onderzoeken. Hierbij wordt een variant van het "Bussemaker" model toegepast om de uitslag te voorspellen bij een bepaalde manier van zaaien. Daarna kijk je in hoeverre paren van gelijke sterkte gelijk eindigen, en sterkere paren hoger eindigen dan zwakkere paren.

Als voorbeeld nemen we als basisschema een Schevenings schema van 14 paren en 7 ronden, waarbij alle even paren spelen tegen alle oneven paren. Hierbij blijkt een uitstekend schema voor het zaaien de volgorde:

1 1 2 2 3 3 4 4 5 5 6 6 7 7      7 7 6 6 5 5 4 4 3 3 2 2 1 1     1 1 2 2 3 3 4 4 5 5 6 6 7 7    7 7 6 6 enz.
dat wil zeggen, in lijn A nemen we voor paar 1 en paar 2 paren van sterkte 1, paar 3 en 4 sterkte 2, enzovoorts. In lijn B nemen we de omgekeerde volgorde, dus hier paar 1 en 2 zwakke paren, van sterkte 7, enzovoorts. Voor dit 7-ronden schema levert dit de beste resultaten die we hebben kunnen vinden. Soortgelijke zaaimethoden werken ook prima voor de Scheveningen-12 met 6 ronden en de Scheveningen-16 met 8 ronden, uit het Groot Schemaboek.

Het is aan te raden bij deze schema's een draaironde toe te passen. De balans van een schema met een groot aantal lijnen gaat er niet wezenlijk op vooruit. Maar het kan in ieder geval geen kwaad, en het voorkomt dat het veld uiteenvalt in twee groepen, NZ en OW. De kwaliteit van het zaaien volgens bovenstaand schema gaat er ook niet door achteruit. Wel is het nog steeds volstrekt zinloos en zelfs contraproductief om meer dan 1/8 van de ronden te draaien, net zoals in het geval van één enkel Mitchell-schema.